Aandacht voor Adriaan De Roover

De Antwerpse experimentele dichter Adriaan de Roover, pseudoniem voor Felix Adriaan De  Rooy (Mortsel 1923), wordt niet voldoende naar waarde geschat. Deze individualist, die zich  niet in Weltschmerz onderdompelt, wil vooral poëzie schrijven waarin hij gelukkig kan  zijn. Een verkenning van zijn werk.

dichten
ik heb geen ervaring met toeë ogen ben ik ongeboren en zonder handen wil ik sterven zolang ik een huid heb moet ik dichten en a weet niet wat b voelt in een stilleven van letters in een landschap van woorden mijn hart een liggend naakt mijn ziel een koud abstract maar dichten is lachen en wat zeer doet is zwijgen en wit papier
(bundel ’testvliegen’, 1961)

De Roover heeft geen bindende richtlijnen voor wat poëzie is en moet zijn. Zijn onrustig  zoeken betekent één van de wondere krachten van zijn creativiteit. Poëzie is volgens De Roover de organisch en intuïtief gegroeide uiting van een  persoonlijkheid die zich bedient van de magie van het woord. De organische groei steunt  op sensitieve elementen. De dichter ‘ziet’ meer en kijkt anders naar de wereld. Hij ervaart  andere reacties en relaties der dingen, hij merkt meer dan een doorsnee persoon de  anomalieën op van het bestaan. De werkelijkheid wordt méér dan een louter biologisch verschijnsel; natuur en  droom zijn immers in voortdurende wisselwerking. Sensitiviteit maakt iemand attenter en nieuwsgieriger. Hij wordt ‘een Argus met vele monden’. Bij De Roover omvat de sensitiviteit zijn totale persoonlijkheid, zodat de poëzie als het  ware uit zijn huid breekt.

ik ben gestrand op de vooreilanden van het geluid in een delta van zingende taalarmen in mijn mond hangt een kurken tong maar op mijn huid tintelt de netelbrand van woorden die geen klank krijgen de schoonheid is oud geworden en dor als olmenolm het hart kan niet meer dichten ik noem alleen de dingen nog die dagelijks mijn hand mijn ogen raken
de keien aan mijn voet zijn hard van woorden en elke korrel zand is een scherpe sylbe in de zon
(bundel ‘woordschurft’, 1953)

Deze sensitiviteit activeert ook het intuïtieve, de katalysator van alle poëzie. Picturale  elementen worden heviger. Bij De Roover vinden we in zijn gedichten ook steeds een surprise van  woord, klank en beeld. Omdat dit alles een zekere hypernervositeit veroorzaakt, schrijft De  Roover enkel korte verzen. Hij wantrouwt dichters die ellenlange gedichten creëren.

als  de dijken doorbreken overstromen de harten voor de gezwollen buiken van vrouwen en vee voor noë op de pannen van zijn ark en om een mozeskind in het getepelde water over de dijken zwalpen roze lucifers en paarden en verdronken berouw van boeren zwaar gezonken met hun stenen hart en gouden vinken
als noë van zijn ark rolt is de maan nog een afgeknipte nagel
(bundel ‘woordschurft’, 1953)

De poëzie van De Roover is niet alleen organisch maar ook experimenteel. Hij sluit in dit  opzicht perfect aan bij de dichters van de generatie van Vijftig. Hij wendt zich af van de traditie en uit zijn drang naar vrijheid. Doch niet de vrijheid van de  dichter, noch de vrijheid van het gedicht. Hij creëert autonome poëzie die niets of  niemand iets verschuldigd is. Hij noemt zichzelf een ‘dichter van het non-engagement’. Hij  verwerpt elk ethisch en emotioneel engagement in zijn poëzie, hij bindt zich niet.
‘Mijn gedichten hebben geen boodschap. Ik verkondig niets. Ik doe niet aan poëtisch  vendelzwaaien. Ik hou het bij de magie van het woord. Het wonder van de taal. Mijn poëzie wil  louter Orpheus zijn.”
Adriaan De Roover eert de autonomie van het woord. Hij ervaart de conventie met betrekking  tot poëzie niet als slavernij, dus hij is vrij en vanuit die vrijheid schrijft hij. Hij  is dus een echte experimenteel: hij gaat in tegen de traditionele vormdrang en streeft naar de  kracht van het woord dat als een mirakel overkomt. De Roover gebruikt in zijn eerste bundels danig veel neologismen en beeldassociaties. Het gebruik  ervan is eveneens typerend voor de poëzie van de Vijftigers. Deze specifieke stijl was  oorspronkelijk terug te vinden in het laatste kwart van de 19de eeuw bij o.a. Flaubert en  Couperus, uitgesproken prozaschrijvers. Maar meer nog bij dichters als Apollinaire, Robert  Desnos, August Stramm en Arthur Rimbaud. Neologismen in de moderne lyriek hebben een meer  associatieve, surrealistische inslag. Het is het resultaat van een nieuwe en andere manier  om zijn zintuigen te gebruiken. De Roover creëert en gebruikt ontzettend veel van deze  nieuw gevormde woorden op basis van bestaande, eigen taalelementen.

aan de zomen van hun slapeloze meren van hun betraande nachten van hun morgenjeuksel …. in haar schaamrok van rijmen
(‘aan de zomen van hun slapeloze meren’, bundel ‘woordschurft’, 1953 )
… met een holle ziel en een lange hunkerhals
(‘de winternachten zetten hun zwarte lijven’, bundel ‘woordschurft’, 1953)

Adriaan De Roover houdt dit veelvuldig gebruik van neologismen vol tot aan zijn bundel ‘ik ruik de  sterren al’ (1987). Daarna is het opvallend dat dit gebruik veel minder wordt. In ‘mijn eiland mallarmé’ komen  nog slechts enkele neologismen voor, zoals ‘mistzieke, wolkenboek, echohuis…’. Waar  Weltschmerz altijd afwezig was, geeft hij nu toch uiting aan een persoonlijke melancholie, schrijft  hij over afscheid van de taal en van het dichten. De gedichten laten een onzekerheid gevoelen  over zijn dichtkunst, zijn leven, het einde dat nadert. Adriaan De Roover lijkt hier veel van zijn  strijdlust te hebben verloren: “ik heb mijn vechtjas uitgedaan.” De doodsgedachte speelt een steeds grotere rol in zijn poëzie.
“De dood is een ervaring, zoals het leven een ervaring is. In die zin is mijn poëtische  benadering van de dood uniek. De dood geeft mijn nieuwe impulsen om te dichten (maar dan geen  elegieën)”

nevels
spanje heeft mijn bloed verlaten ik verlang weer naar de nevels en een lange winter in het land van waas waar de vrienden onder hun dromen begraven liggen en waar de dood stil is en zacht als een wit knaagdier
daar mag ik zachtjes schreien tot ik weer een kind ben en spelen met de laatste regel van een gedicht waarin het altijd regent
de geur van woorden
dichter bij de dood schaf ik mijn alfabet af en houd slechts klinkers over de kinderogen van een woord
ik schrijf nu voor de kinderen en voor de insecten die hun wrede kleuren verbergen onder een dode rat
ik herhaal mijn stem tot alle echo’s vlinders worden en slechts de geur blijft van woorden die er niet meer zijn

Sedertdien gebruikt De Roover ook meer en meer grafische elementen om het geheim van de lyriek  te benaderen. Zijn voorkeur gaat vooral naar de aanschouwelijk evocatie van letters, woorden en  woordassociaties. Hij gebruikt ook kleurvisualisaties van gedichten of fragmenten van  gedichten. Het is ook opvallend dat De Roover nooit hoofdletters gebuikt in zijn gedichten,  omdat voor hem het eerste woord evenveel waard is als het laatste. Dit gebruik is een  constante in al zijn bundels. Ook zo’n vast gegeven is de jazzmuziek die in al zijn  gedichten meespeelt. Jazz heeft steeds een belangrijke plaats ingenomen in zijn leven, vooral  de moderne jazz (de boppers Charlie Parker, Thelonious Monk, Bud Powell en de postboppers John  Coltrane, Dexter Gordon en Sonny Rollins). Jazz is immers improvisatie, associatief, spontaan en sterk zintuiglijk, lichamelijk. Adriaan de  Roover schrijft gedichten die volkomen aan deze kenmerken beantwoorden.
Niemand verbeeldde de Sinjorenstad zo typisch Adriaan De Roover: Het is zeker aan te raden deze  Antwerpse dichter te lezen, te herlezen en meer nog te citeren.

antwerpen
ik denk weer aan mijn stad denk weer aan de zilveren navelstreng en de geblinddoekte huizen aan de late middagzon en hoe de vrouwen geurden en dronken de dauw van mijn stem
ik streel hun bleke wangen het laveloze rood van lippen ik heb nog honderd handen van verlangen en duizend vingers van verdriet
©Sabrina Maes – Gepubliceerd in diverse Literaire Tijdschriften
– oa. Meander
Schrijversgewijs (
Meander * Eerder * Artikelen(een mooi essay van Sabrina Maes)

 

ADRIAAN DE ROOVER Pseudoniem van Felix Adriaan De Rooy, geboren te Mortsel op 13 febr. 1923.

  • 1946: richt samen met Manu Ruys, Ivo Michiels en anderen het tijdschrift  GOLFSLAG op.
  • 1947: debuteert met verzen uit de grabbelton
  • 1948: bundel kassandra, essay de doodsgedachte in de moderne noord-nederlandse poëzie. Beide  publicaties verschijnen in de poëziereeks mens en muze, die hij samen met Paul de Vree en  Ivo Michiels opricht.
  • 1953: treedt toe tot de redactie van de tafelronde en wordt één van de woordvoerders  van de experimentele poëzie
  • 1953: zijn eerste bundel woordschurft verschijnt. Heel wat jonge dichters zoals Nic  van Bruggen en Paul Snoek worden er door beïnvloed.
  • 1955: hij bundelt zijn kritische beschouwingen over de avant-garde poëzie in het essay  2x over poëzie en schrijft een studie over de dichter Georg Trakl. Deze wordt bekroond met  de Dr. Jules Persijnsprijs.
  • 1958: verschijning van een studie over Paul Van Ostayen en de absolute lyriek, bekroond  met de essay-prijs van de provincie Antwerpen
  • 1961: bundel testvliegen
  • 1962: poëziemap Hommage à l’Engelbert van Anderlecht met zeefdrukken van Guy  Vandenbranden
  • 1965: bundel wrede gedichten
  • 1960-1963: deelname aan verschillende experimentele poëzietentoonstellingen. O.a.  in het Antwerpse Hessenhuis en in het Archief en Museum voor het Vlaamse cultuurleven
  • Dan volgen 20 jaar stilzwijgen. In deze tijd wijdt hij zich uitsluitend aan de studie van  de Romaanse kunst en iconografie. Hij legt als fotograaf een collectie aan van dia’s over de  Romaanse architectuur en beeldhouwkunst
  • 1984: bundel als een mes in een huis vol gekken
  • 1985: creëert een audio-visuele presentatie van de tentoonstelling over  Santiago de Compostela in het kader van Europalia-Espana
  • 1986: ontvangt voor zijn poëzieprenten de prijs van Kunstenaarsdorp Latem
  • 1987: bundel ik ruik de sterren al en de bundel mijn eiland mallarmé en zijn  monografie over Jan Verheyden
  • 1988: neemt deel aan de tentoonstelling Het verbeelde woord in de Universiteitshallen  te Leuven

Bijzondere dank aan Adriaan De Roover die zijn toestemming verleende om dit essay te schrijven  en te publiceren.

http://eerder.meandermagazine.net/artikelen/artikel.php?txt=1028&id=

http://schrijversgewijs.be/schrijvers/de-roover-adriaan/

Geef een reactie

Contacteer mij

Kom met mij in contact

Antwerpen, Sabrina Maes Fotografie
’t Stad gezien vanop Sint-Anneke @2020

Heb je een vraag?  Wil je mij contacteren?  Dat kan uiteraard en graag!

Alle foto’s&teksten op deze website zijn ©Sabrina MAES.  Wil je graag een foto of tekst overnemen of gebruiken neem dan eerst contact op.  Wil je een foto liever niet te laten verschijnen op de website of InstaFeed dan zal deze verwijderd worden op eenvoudig verzoek

Contact